Via de mail kreeg ik een reactie van kunstenaar en museumeigenaar Rob Møhlmann op de coronapersconferentie van afgelopen dinsdag (11 mei jl.). Ik had mijn verbijstering over het coronabeleid van demissionair minister De Jonge ten aanzien van de kunst- en cultuursector al verwoord in de column van 7 mei jl. Rob’s verbijstering is ook mijn verbijstering. Daarom geef ik hem graag het podium om zijn opinie te delen.
Je suis verbijsterd
“Verbijsterd, onthutst, en ontgoocheld. Zo liet de premier mij (Rob Møhlmann (red.), als kunstenaar, museumeigenaar en kunstliefhebber, achter nadat hij op de zoveelste persconferentie tot ons gesproken had. Daarbij ging het om twee dingen. Om wat hij wel en om wat hij niet gezien had.”
Wat zag hij wel?
“Drie dingen. Hij zag dat horecaondernemers en winkeliers hun best doen alles goed te organiseren en dat de meeste klanten zich goed aan de regels houden. We kregen daar een pluim voor. Het tweede dat de premier zag, was dat dat er ‘gretig gebruik’ werd gemaakt van de mogelijkheden er op uit te gaan en hij besluit die constatering met: ‘onvermijdelijk wordt het op momenten heel druk, zelfs te druk, vooral in de winkelstraten’. Een standje.”
“Hoe is het mógelijk, denk ik dan, terwijl hij even daarvoor nog vaststelt dat we het zo goed doen en ons daar zelfs een dikke pluim voor gaf. Maar… dit is Ruttetaal, of zoals we dat uit indianenverhalen van mijn jeugd nog wel kennen: met twee tongen spreken. Want zie: bij punt drie, ziet hij opeens weer een toenemende bezorgdheid bij de mensen voor het virus. Waar dan? In de deinende winkelstraten, of in de bomvolle pleinen? In de uitpuilende terrassen, de overvolle parken, de drukke binnensteden, de afgeladen resorts, de oplopende files, de run op de reisbureaus en de kampioensvieringen?”
Pretparkerij
“Vervolgens meldt onze Eerste Minister wat mogelijk weer gaat mogen. Dat begint met betaalde seks met daarna: dineren op het terras, midgetgolfen, sporten binnen en buiten, pretparkerij en ach, nog veel meer. De hele culturele sector (goed voor 5% van alle werkgelegenheid als je het zo plat wilt bekijken) wordt beperkt tot de openstelling van een marginaal openluchtgebeuren en tot enige “binnenruimtes waar mensen zelf aan kunstbeoefening doen”. Het klinkt bijna meelijwekkend, maar dat zijn de kruimels die ons ruimhartig worden toegeworpen. En dat moet verbloemen, hetgeen – nu al voor de zoveelste keer – niet eens wordt genoemd: gewoon de hardcore kunsten; de musea, de theaters, de bioscopen, de concertzalen, en al die culturele gelegenheden, die totaal niet essentieel worden geacht.”
De prikkeling en de ontroering
“De geestelijke voeding, de geestelijke uitdaging, de prikkeling, de koestering, de ontroering, de schoonheid, de troost, kortom de culturele stimuli van onze geest, zijn in het gehele Coronakabinetsbeleid van geen enkel belang. De kunsten zijn – in tegenstelling tot bijvoorbeeld de voetballerij, de pretparkerij en bitterballenprikkerij – toch al zo elitair en dienen geen enkel praktisch doel. We kunnen gemakkelijk zonder. We kunnen echter niet zonder plat vertier, niet zonder fysieke en kooplustige bevrediging. Nee, want daarop draait de economie. Daarop draait de staat.”
“Oh Staat, laat mij uw vrijage met de kunsten zien en ik zal zeggen wie u bent. Oh Kunstkaal Kikkerland, ik hoor slechts gekwaak.”
Rob Møhlmann
Meer weten over Museum Møhlmann? Lees dan hier verder.
Lees ook
Met Rob Møhlmann in het spoor van Jan Mankes.
© tekst Rob Møhlmann, foto’s Wilma Lankhorst.
© gebruik van de afbeeldingen met dank aan Museum Møhlmann.