Ben jij gek van surrealisme?
Museum Boijmans in Rotterdam viert 100 jaar surrealisme met de tentoonstelling Gek van Surrealisme. 1917, de wereld staat in brand vanwege de al drie jaar durende oorlog. Kunstenaars zoeken naar iets nieuws, naar een uitdaging voor de toekomst. Er ontstaan op allerlei plekken in Europa nieuwe kunstvormen zoals het Dadaïsme, De Stijl én het Surrealisme. Voor deze laatste vorm ga je schatgraven in het onderbewuste. Magritte, Ernst, Dalí en Miró zijn de meest bekende vertegenwoordigers van deze nieuwe stroming. Museum Boijmans kwam op het spoor van vier particuliere verzamelaars die bijna hun hele collectie gewijd hebben aan het surrealisme. Hoe gek kun je zijn van surrealisme? Ontdek dat zelf tot 28 mei 2017 in Rotterdam.
Sneak preview Gek van surrealisme
De wereld in 1917
We schrijven 1917. Al drie jaar raast er een zware oorlogsstorm over Europa. Soldaten van over de gehele wereld komen naar ons werelddeel om ons te verlossen van de slachtpartijen van de Duitsers. Nederland bleef in deze strijd neutraal, maar op allerlei manieren waren grote delen van onze bevolking wel de bij strijd betrokken. In het zuiden door opvang van een miljoen Belgische vluchtelingen en in het westen met name voor economische belangen. Er was in die dagen een sterke behoefte aan een andere, hogere realiteit. Kunstenaars wilden ontsnappen aan de werkelijkheid van alledag. In Nederland werd De Stijl de nieuwe kunstvorm, op andere plaatsen ontstond het Dadaïsme en in Brussel, Parijs en Madrid werden artiesten geïnspireerd door Sigmund Freud, door zijn schatgraven in het onderbewuste.
Manifest van André Breton uit collectie Roland Penrose
De Fransman Apollinaire gebruikte het begrip surrealisme voor het eerst in 1917. Wat begon als een literaire beweging groeide verder uit tot een beeldende kunststroming. In 1924 nam André Breton het begrip van Apollinaire over en schreef hij zijn eerste surrealistische manifest. Deze publicatie werd daarna gezien als de meetlat voor hét surrealisme. Museum Boijmans heeft wereldwijd één van de grootste verzamelingen op dit terrein. In deze tentoonstelling zijn die werken gecombineerd met bijzondere stukken uit vier privé collecties van verzamelaars die gek waren én zoals Ulla & Heiner Peitzsch nog zijn op deze droomduiding. De kern van deze tentoonstelling zijn de vier zalen waarin de specifieke privé collecties worden getoond. Daarom heen een schil met werk uit de vaste collectie van het museum. Het kloppende hart is een centrale ruimte waarin acht thema’s zijn uitgewerkt waar allerlei werken samenkomen die op deze manier nog nooit met elkaar in verband zijn gebracht. De vier verzamelaars zijn: Roland Penrose, Edward James, Gabrielle Keiller en het echtpaar Ulla & Heiner Peitzsch. Alléén het echtpaar leeft nog en verzamelt vanuit hun woning in Berlijn nog steeds driftig door.
Gabrielle Keiller
De eerste zaal is voor de verzameling van Gabrielle Keiller (1908-1995). Wat haar collectie uniek maakt is onder andere de bibliotheekcollectie van zeldzame kunstenaars boeken, manuscripten, tijdschriften en catalogi. Ze begon haar verzameling met 19e en 20ste -eeuwse vroeg moderne kunstwerken, daarna verlegde ze het accent naar dadaïsme en surrealisme. In 1960 gaat ze naar de biënnale in Venetië en komt ze in contact komt met de Amerikaanse verzamelaar Peggy Guggenheim (1898-1979). Keiller ontdekt hier top stukken uit het surrealisme én komt in contact met de Schotse kunstenaar Eduardo Paolozzi (1924-2005). Het werk van Paolozzi is sterk geïnspireerd door het dadaïsme en het surrealisme. Keiller is inmiddels gek van surrealisme en richt zich met haar aankopen op deze stroming.
Penrose: verzamelaar & kunstenaar
Vanuit de collectie van Keiller loop je (rechts) door naar de collectie van Roland Penrose (1900-1984). Deze zaal is aanzienlijk groter dan de eerste. Naast verzamelde surrealistische werken, ontdek ik hier werken van Penrose zelf. In 1981 publiceert Penrose zijn autobiografische Srcap Book (1900-1981). Hierin schrijft hij dat het nooit zijn bedoeling is geweest om een collectie op te bouwen. Zijn werken hadden zichzelf verzameld. Zijn droom was om zelf kunstenaar te worden en om deze wensgedachte te realiseren is hij van Engeland naar Frankrijk verhuisd. Daar zag hij de wrijfafdrukken, de frottages, van Max Ernst in diens portfolio Historie naturelle (1926). Toen hij dit zag was het alsof hij ontwaakte in een nieuw land. Penrose raakt bevriend met Ernst (1891 – 1976) en via hem leert hij alle belangrijke surrealistische kunstenaars kennen die in Frankrijk actief zijn. Nadat Penrose een flink bedrag van zijn ouders erfde, begon hij artiesten die hij kende, financieel te ondersteunen en kocht hij werken aan. In 1936 was hij medeorganisator van de International Surrealist Exhibition in Londen. Hij bleef ook zelf kunst maken en zette zich daarnaast steeds meer in voor het bevorderen van kunst en het verbreidden van kunst zodat het grote publiek er ook kennis van kon nemen.
Heel bijzonder in deze zaal is de wand met daarop alle afbeeldingen uit het album met surrealistische werken van verschillende kunstenaars uit 1936. Hier zie je ook een portret van een van de partners van Penrose, kunstenares Valentine Boué (1932) gemaakt door Max Ernst. Hiernaast hangt het doek Day & Night (1937) dat Penrose zelf heeft gemaakt. Een vrouw van wie de benen lijken te zijn opgebouwd uit rode bakstenen en haar bovenlijf en armen worden gevormd door een blauwe lucht met wolken. Het gezicht wordt omgeven door een stralenkrans van fel geel, wapperend haar. Haar rechterhand is een witte duif, haar linker een zwarte.
Valentina Boué (1932) © Max Ernst coll. Roland Penrose
* frotter en het Franse werkwoord voor ‘wrijven. Frottage is hiervan afgeleid. Het is een techniek waarbij de beelddrager op een bepaalde (ruwe) ondergrond wordt geplaatst. Daarna bedek je het geheel met een vel papier en vervolgens wrijf je met een potlood of waskrijtje over deze afdeklaag. Zo ontstaat er een afdruk van de beelddrager en de ondergrond op het papier.
Edward James dichter
Om bij collectie van Edward James te komen, loop je dwars door de centrale ruimte van de expositie waarin acht thema’s worden behandeld. Veel stukken uit de verzameling van Edward James (1907-1884) roepen direct enthousiaste reacties en vreugde kreetjes op bij de bezoekers. In deze derde zaal staat de Mae West Lips Sofa (1938) van Dali, hier hangen de schoenen met tenen (Le modèle rouge III 1937) van René Magritte, steken de handen van de Cats Crandle Hands Chair (Dali, 1936) de lucht in en schildert Magritte bakstenen (La saignée – 1939) en wolken (La malédiction – 1937) en l’Avenir des Statues (1937). De zaal van James is een groot feest van herkenning. Naast de echt werken, staan er vitrines met werktekeningen en schetsen. Ook interieurfoto’s waarin sommige werken hebben gestaan of gehangen zijn hier te zien.
James woonde dicht bij Penrose in Zuid-Engeland, maar beide mannen hadden in hun jonge jaren weinig contact. James was geboren in een rijk Engels-Amerikaans gezin en hij zag zichzelf als dichter en medewerker van kunstenaars. Zo had hij van juni 1937 tot juni 1938 een exclusief contract met Dali. Door deze samenwerking verwierf hij relatief veel werken van deze Spaanse kunstenaar. In 1937 gaf hij Magritte een serieuze opdracht voor het maken van drie grote werken voor de balzaal van zijn herenhuis in Londen. Mede door deze manier van werken, zag James zichzelf niet als verzamelaar en beschouwde hij zijn aanwinsten niet als een collectie. Op latere leeftijd werd hij de mecenas van drie vrouwelijke surrealistische kunstenaars. Van hen, Dorothea Tanning, Leonor Fini en Leonora Carrington zijn in de centrale ruimte ook werken te zien.
Ulla & Heiner Peitzsch
Als je de zaal van James aan de zijde met het grote doek Landscape with a Girl Skiping Rope (1936 – Dali) verlaat kom je in de ruimte van de vierde privé collectie in Gek van Surrealisme. Hier maak je kennis met het Duitse echtpaar Ulla & Heiner Peitzsch. Zij verzamelen sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw surrealistische kunst. Zij zijn de enige van de vier verzamelaars in deze tentoonstelling die na het beëindigen van het surrealisme (1924-1945) aan een collectie zijn begonnen. Het echtpaar Peitzsch heeft zijn collectie heel zorgvuldig en systematisch opgebouwd. Duitsland kende geen traditie op het gebied van verzamelen van surrealistische kunst. In deze ruimte hangt werk van o.a. Hans (Jean) Arp, Balthus, Hans Bellmer, André Masson, Joan Miró en Tanguy. Net als James hadden zij ook speciale belangstelling voor werken van vrouwelijke surrealistische kunstenaars. Naast de eerder genoemde Tanning, Fini en Carrington verzamelden zij ook werk van Valentina Penrose Boué. In de zaal van Penrose zagen we al een portret van haar gemaakt door Max Ernst.
Het echtpaar Peitzsch heeft een warme belangstelling voor het werk van Max Ernst. In hun collectie is zijn werk ruim vertegenwoordigd, net als enkele artiesten die zich door Ernst lieten inspireren zoals de Amerikaanse kunstenaar Mark Rothko (1903-1970).
Deux jeunes filles nues (1925) 184 Max Ernst
In deze zaal ontdek ik ook een werk van Valentina Penrose Boué Viens avec moi dormir … (Kom bij me slapen – 1936). Een multimedia werk samengesteld met knipsels en pentekening. Ik zie een staande vrouw in wit gekleed, vóór haar op de knieën een vrouw in zwart gekleed. Achter de twee dames een enorme vogelkooi met op het dak twee vogellijven voorzien van een gekroond vrouwenhoofd. Wie is hier gekooid? Wie wil er vrij zijn? Waarvoor staan de vrije vogels symbool?
Kijken naar surrealistisch werk roept bij mij steeds weer én meer vragen op. Antwoorden krijg ik zelden, alleen de beelden die ik zelf in mijn hoofd op roep. Dromen in mijn eigen gedachtewereld en mijn eigen referentie-lucht-kasteel.
Na het bekijken van de vier privé collecties, kun je de expositie afronden in de centrale ruimte. Hier presenteren de makers acht thema’s: Toeval, Automatisme, De ongewoon alledaagse realiteit van Magritte, De poëzie van Delvaux, Fabelachtige vrouwen, De onheilspellende landschappen van Ernst, De paranoia van Dalí en Begeerlijke objecten.
Gek van Surrealisme is tot en met 28 mei 2017 te ontdekken in Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam. De entreeprijs is € 18,50 voor volwassen, jeugd t/m 18 jaar is gratis en Museumkaarthouders betalen eenmalig een toeslag van € 3,50. Een audiotour kost € 3,00.
Tijdens de eerste weken van deze speciale tentoonstelling is al duidelijke dat er veel belangstelling is. daarom raadt het Museum aan om vooraf online tickets te kopen en een tijd vast te leggen zodat je optimaal de tijd hebt om alles te zien.
Gratis publieksboekje
Iedereen die de tentoonstelling Gek van surrealisme bezoekt, krijgt bij binnenkomst gratis een handzaam en informatie boekje. Hierin staat per zaal beschreven welke werken je ziet, wie ze heeft gemaakt en soms volgt een korte uitleg. Ook de vier verzamelaars worden kort en bondig aan je voorgesteld. Ik vind het een heel handig boekje waardoor ik fijn in mijn eigen de werken kan ontdekken en kennis kan maken met de verzamelaars.
l. The Living Surface © Lizan Freijssen – r. Paul van der Eerden
Heel Boijmans is gek van surrealisme….
Naast de beschreven expositie zijn er nog meer zalen ingericht met werk geïnspireerd door deze droomwereld. Zo ontdek je in het trappenhuis op weg naar de tentoonstelling The Living Surface van Lizan Freijssen, zijn twee zalen ingericht met werk van de Rotterdamse kunstenaar Paul van der Eerden kun je in het prentenkabinet – een handschoen – grafieken van Max Klinger en ontdek je in een tweede trappenhuis (op de route naar het auditorium) werk van Rhonda Zwillinger.
Cadeau tip
Als je nog een leuk cadeau voor Moeder of Vaderdag zoekt, bekijk in de museumwinkel dan de catalogus die speciaal voor deze tentoonstelling is gemaakt. Een kunstwerk op zich. Esther de Vries heeft dit 354 pagina tellende droomboek vorm gegeven. Voor € 44,95 is het te koop in de museumwinkel of online te bestellen via de webshop van het museum.
© foto’s, video en tekst Wilma Lankhorst Gebruik van de afbeeldingen met dank aan Museum Boijmans van Beuningen, de vier kunstverzamelaars en alle bruikleengevers van deze expositie.